Ik slik antidepressiva, net als ruim een miljoen andere Nederlanders. Soms vraag ik me af wat hun verhouding is met ‘die pillen’. Mijn verhouding met mijn pillen is er één van haat en liefde. Vooral haat eigenlijk, er komt weinig liefde bij kijken. Ik ben ze gaan slikken na de geboorte van mijn tweede kind. Tijdens de zwangerschap zakte ik steeds dieper weg, maar wilde ik er niet aan. Ik wilde mijn kind niet belasten met die zooi. Maar na de bevalling voelde het als een noodzaak, het ging gewoon niet meer. Ik heb zó hard gehuild toen ik de eerste pil innam. En bij de tweede en derde... Daarna werd het langzaam, heel langzaam wat gewoner, maar nog altijd neem ik ze met gemengde gevoelens in.
In het begin was dat vooral, omdat mijn meisje via de borstvoeding
toch ook een deel van de medicatie binnen kreeg. Hoewel de medicatie is
goedgekeurd voor borstvoeding, weet je toch nooit helemaal zeker wat voor
effect het bij je kind heeft, zeker niet op lange termijn. Inmiddels ben ik
ruim en breed gestopt met de borstvoeding, maar vraag ik me nog steeds bijna
elke dag af of ik misschien toch maar ga stoppen. Want de bijwerkingen
(moeheid, duizelingen, hoofdpijn, minder seksdrive) liegen er niet om.
En wat doen die pillen eigenlijk? Werken ze of werken ze
niet? Ik durf het niet te zeggen. Toen ik begon met het slikken van de
medicatie zat ik nog in mijn kraamweek. Mijn hormonen waren een rommeltje en ik
moest voor een klein moppie zorgen die ook nog eens flink wat van mijn
nachtrust afsnoepte. Antidepressiva hebben zo’n twee tot vier weken nodig om te
gaan werken, dus tegen de tijd dat ik een effect kon benoemen was het ook zo
dat ik wat meer rust en regelmaat had gekregen met de kleine meid. Bovendien
had ik ook therapie, dus het is nogal moeilijk om te benoemen wat het effect is
geweest van de pillen en wat het effect is geweest van alle andere factoren. En
dan heb ik daar het eventuele placebo-effect (ook niet te onderschatten!) nog
niet eens in meegenomen. Dat ze iets doen kan ik wel met zekerheid zeggen: De
bijwerkingen waren er helaas wel meteen vanaf dag één.
Dan zou je denken, als je er zo’n hekel aan hebt, waarom
stop je er dan niet mee? De reden is heel simpel: omdat ik dat niet durf. Elke
keer, als het weer een beetje beter gaat, ben ik blij dat ik weer een nieuw,
beter evenwicht heb bereikt. Maar dat evenwicht is heel erg kwetsbaar. Dus durf
ik niet te stoppen, want als dan blijkt dat de medicatie goed hielp, dan ben ik
mijn evenwicht kwijt en zak ik een stuk terug. Voor ik dan weer ben gestart met
medicatie en een spiegel heb opgebouwd ben ik weer twee maanden verder. En in
die twee maanden kan er heel wat mis gaan. Moet ik dat dan echt willen
uitproberen, kan ik dan niet beter wachten tot ik helemaal ‘beter’ ben? Wat is
wijsheid? Ik wil heel graag stoppen, maar het risico van een (forse) terugval
durf ik nu niet te nemen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten