Laat mij maar. Ik wil gewoon graag in mijn putje blijven
zitten. Ik wil niet meer hard werken om eruit te komen, om er vervolgens net zo
hard weer in terug te vallen. Ik wil niet meer functioneren, ik wil geen
verantwoordelijkheden, ik kan het niet. Stop mij maar ergens weg in een
inrichting, ergens waar niemand last van me heeft, waar ik lekker depressief
kan zitten wezen. Doe mij maar de makkelijke weg, het is op, ik wil niet meer
vechten, ik ben er klaar mee, uitgevochten.
Oké, dat gaat niet. Ik kan er niet mee stoppen en het maar
laten, maar dat neemt niet weg dat ik me wel zo voel. Ik word overspoeld door
een enorme wanhoop. Hoe ga ik hier ooit doorheen komen? Hoelang houdt deze
zwarte periode mij nog in zijn greep? Waar is het licht aan het einde van de
tunnel? Niemand die me hierin van antwoorden kan voorzien, niemand die het
weet. De hele situatie zou zo oneindig veel draaglijker zijn als ik een
einddatum zou hebben, als ik zou weten wanneer het voorbij is.
Maar goed, zo liggen ze zaken niet, het enige dat ik kan
doen is werken aan mezelf en mijn pillen slikken. Uiteindelijk kom ik daar
altijd weer op uit: ik stop met vechten en probeer wat meer mee te bewegen met
hoe de zaken er nu eenmaal voorstaan.
En die instelling is niet eens zo gek. Want als ik stop met
vechten komt er een soort van berusting, acceptatie. De gedachte: ’oké, dit is
het kennelijk voor nu, hier zal ik mee moeten leren leven’. En die acceptatie
geef wat rust, waardoor ik weer ruimte ga voelen in mijzelf. En in die ruimte
bouw ik langzaam weer wat energie en vechtlust op, tot ik er uiteindelijk toch
weer voor ga.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten