Ik lig in mijn bed, het is laat, de straatlantaarn schijnt
langs mijn gordijn. De gedachten vliegen door mijn hoofd als een zwerm
vuurvliegjes in het bos. Ik hoor mijn dochter omdraaien, mijn zoon murmelt iets
in zijn slaap. Op de achtergrond het zachte gesnurk van mijn man, die naast mij
ligt te slapen. In de verte rijdt er een auto weg, wat jongelui lopen luidruchtig
door de straat. De nacht zingt zijn lied.
Ik voel me alleen, heel alleen. Ik ben alleen met mijn
gedachten en mijn gedachten zijn alleen met mij. Er is niks waar ik mijn
aandacht op kan richten dan ikzelf en alles wat er rondvliegt in mijn hoofd. Ik
zou het zo graag willen begrijpen, willen delen, naast me neer willen leggen.
Maar niemand kan in mijn hoofd kijken, mijn gedachten zijn alleen van mij.
Eenzaam zijn is iets van alle leeftijden, niet alleen voorbehouden
aan oudere mensen of mensen die hun geliefde verliezen. Ik voel me vaak
eenzaam, omdat ik mijn pijn, mijn verdriet, mijn wanhoop niet kan delen. Ik kan
erover vertellen, maar niemand kan het voor me voelen, niemand kan een stukje
van me overnemen en er zijn maar weinig mensen die het écht begrijpen.
Dus lig ik in bed, eenzaam. Ik probeer te slapen, maar de
schaapjes weigeren te springen. Ze hebben het veel te druk met achter alle
vuurvliegjes aanrennen. Ik kijk er in gedachte naar en probeer mijn schouders
op te halen. Ik focus me op mijn ademhaling, ik raak afgeleid en breng mijn
aandacht weer terug naar mijn ademhaling. Dat herhaalt zich, tot langzaam mijn
gedachte wolliger worden, verder weg en minder belangrijk. Ik zak weg, val
langzaam in slaap. Rust, ik heb even een beetje rust. De nacht zingt zijn lied,
maar ik hoor hem niet meer…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten