Mijn oudste gaat naar school, een basisschool in de buurt
van ons huis. De kinderen die daar naar school gaan komen voornamelijk uit de
buurt, soms wat dichterbij, soms wat verder weg. Een kind gaat gemiddeld zo’n
acht jaar naar school, dus dat betekent dat ik de ouders van deze kinderen de
komende tijd nog wel tegen ga komen.
En dat is voor mij dus een bron van spanning, want het is
wel zo handig als je een beetje door één deur kunt met de ouders uit de klas.
Natuurlijk hoef ik geen vrienden met ze te worden, maar ik wil ook niet die
ouder zijn waarvoor iedereen wegloopt als ze eraan komt, waarbij de gesprekken
verstommen en… nou ja, laat ik mezelf niet gek maken.
Wij collega-ouders zien elkaar vooral op het schoolplein,
wachtend op onze kinderen. Daar zitten tal van uitdagingen in. Als je als
eerste het plein opkomt is de vraag: komt er iemand bij staan, knoopt er iemand
een praatje met me aan? En zo nee, wat zegt dat dan over mij, zegt het
überhaupt iets over mij? En als er al ouders staan… bij wie ga ik staan? Staat
er iemand alleen (want dat is gemakkelijker) of moet ik bij een gesprek
aansluiten, en hoe doe ik dat dan? Het herinnert me aan mijn verleden, waarbij
ik het onderwerp van spot en uitsluiting was, het brengt oude angsten naar
boven.
Ook een vraag: wat vertel ik wie? Niet iedereen hoeft te
weten dat ik een depressie heb, maar ik wil er ook niet over liegen, net als
dat ik niet wil liegen over dat ik momenteel geen betaald werk doe, maar dat
mijn kinderen wel naar de opvang gaan. Maar ik heb ook niet altijd zin om alles
uit te leggen.
Al die vraagtekens, al die twijfels maken het ophalen van
mijn zoon meer dan even heen en weer naar school rijden. Nu, na ruim anderhalf
jaar op het schoolplein staan is het iets makkelijker geworden. Ik heb mijn
vaste ‘veilige’ ouders waar ik bij kan aansluiten. Maar de twijfels blijven.
Soms staan ze meer op de voorgrond, soms denk ik er even niet aan, maar ik
draag het altijd bij me.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten