De zin en onzin van
diagnostiek in psychiatrie
Diagnostiek in de psychiatrie is ontzettend zinnig en
tegelijkertijd volstrekt onzinnig en soms zelfs onwenselijk. Ik pretendeer niet
dat ik er alles van weet, noch dat ik alles uiteen kan zetten in een blog. Maar
ik heb er wel wat over te zeggen, dus dat doe ik maar.
Eén van de uitdagingen bij diagnostiek in de psychiatrie, is
dat je nooit spreekt over een éénduidig beeld. Als iemand zijn been breekt kun
je dat zien op een röntgenfoto, als iemand een ontsteking heeft kun je dat zien
op de aangedane plek en in het bloed. Deze aandoeningen zijn meetbaar. Maar
psychiatrische aandoeningen zijn per definitie niet (goed) meetbaar. Het zijn syndromen;
een verzameling van klachten, symptomen, die met elkaar een ziektebeeld vormen.
Om gediagnosticeerd te worden met een psychiatrische ziekte hoef je vaak maar
een deel van de symptomen te vertonen. Daardoor kunnen twee mensen met
goeddeels verschillende symptomen toch dezelfde diagnose krijgen.
De diagnostiek wordt vaak gedaan middels een combinatie van
gesprekken en eventueel diagnostische tests. Met deze tests tracht met de
diagnose enigszins te objectiveren, maar die blijft altijd in enige mate
afhankelijk van het gedrag en de interpretatie van de testafnemer.
Ondertussen wordt de behandeling van mensen met een
psychiatrische stoornis steeds meer gestandaardiseerd. Er wordt evidence based
gewerkt, er worden modules en vaste trajecten aangeboden, afgestemd op een
stoornis en de daarbij veronderstelde problemen. Hiermee probeert men zo goed
en efficiënt mogelijk te behandelen. Maar met de mate waarin symptomen uiteen
kunnen lopen is het nooit mogelijk om een traject te maken waar iedereen optimaal
baat bij heeft.
Een diagnose kan voor mensen een opluchting zijn en houvast
geven. Ze zijn blij dat er eindelijk een ‘reden’ is waarom ze vaak niet, of in
ieder geval minder goed, kunnen meedraaien in de maatschappij. Het kan ook heel
fijn zijn om te weten dat je niet de enige bent die ergens mee worstelt en
steun van lotgenoten kan veel betekenen in het acceptatie- en herstelproces.
Ook kan een diagnose aanwijzingen geven met betrekking tot de hulp die je nodig
hebt en de behandelvorm die voor jou geschikt kan zijn. Een diagnose kan deuren
voor je openen (bijvoorbeeld financiële middelen) die anders gesloten zouden
blijven.
Maar een diagnose kan ook een stigma zijn. Een diagnose kan
er voor zorgen dat je niet meer mee kunt draaien in de maatschappij, omdat je
bij voorbaat al wordt afgeschreven als ‘onbetrouwbaar’ of een ‘bedrijfsrisico’.
Een diagnose kan er ook voor zorgen dat een hulpverlener niet meer verder kijkt
dan het labeltje dat je bij binnenkomst ontvangen hebt. Het kan er voor zorgen
dat ze gaan denken in protocollen en dat de mens, de persoon die achter de
stoornis zit wordt vergeten.
Wij mensen hebben nou eenmaal de neiging om in hokjes te
denken. Het maakt voor ons de wereld overzichtelijker en beter te begrijpen,
daar is helemaal niks mis mee. Maar zodra de labels, in dit geval
psychiatrische stoornissen, gaan heersen over het individu werkt het tegen ons.
Iedereen heeft zijn eigen pad te volgen en de enige manier om iemand goed te
helpen bij dat pad, is door langs het label te kijken naar wat de persoon nodig heeft. En als je dat kunt
zien heb je geen label meer nodig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten